Geplaatst op 17 januari 2017 in Kenia
Het aantal landen in Afrika, dat ik mocht bezoeken, is inmiddels aanzienlijk. En elke keer weer verbaas ik me over het feit dat de natuur zo groen is, in alle schakeringen van diep donker- tot fel lichtgroen. Kenia is hierin geen uitzondering. Bloemen zijn in overvloed aanwezig in de meest uitbundige kleuren die je je kunt voorstellen. Groeiend in droog zand, en hoewel niet groot, toch gewoon rechtop. En dan niet te vergeten de (bijna altijd) felblauwe lucht met af en toe een witte wolk en de felblauwe zee.
Natuurlijk zijn er dorre gebieden, is er veel zand, maar dan heb je weer het typische rode Afrikaanse zand, dat meteen weer kleur geeft. Overigens is dat rode zand in het deel waar ik verblijf (helemaal in het zuiden van Kenia, de coastal area, bijna tegen de Tanzaniaanse grens aan), niet standaard aanwezig. Het heeft echter een betere structuur dan het ‘strandzand’ en daarom wordt het wel geïmporteerd en gebruikt als ondergrond voor wegen of weggetjes naar de dorpjes toe.
Maar het meest indrukwekkend is toch wel de kleurigheid van de mensen. Zo was ik twee weken geleden op de markt in Msambweni, waar ik ondanks de hitte gewoon supervrolijk werd. Al die stoffen en stofjes, kleding, maar ook eten, het ziet er allemaal zo anders, zoveel kleuriger uit dan in NL. Ton-sûr-ton is hier niet echt een trend: roze, paars, groen, oranje… alles kan bij elkaar!
Ik kwam op de markt een aantal bekenden tegen en kreeg meteen een baby in mijn armen geduwd. Ze trekken me mee want ze willen natuurlijk allemaal hun eigen kraam laten zien en vooral toch ook wat verkopen. Nou ja, kraam? Nee natuurlijk niet, bijna alles ligt gewoon op de grond en sommige uitstallingen zijn een foto waard, zo mooi. Voor jurken en andersoortige kleding worden soms wel touwen gespannen en wordt de koopwaar opgehangen. Omdat ik mijn kanga (Afrikaanse omslagdoek) vergeten was op het Center, kocht ik er eentje op de markt: ‘You buy two, mama, you need two!’ Het kost wat moeite, maar ik kan ze ervan overtuigen dat ik er echt maar eentje nodig heb. En ja, vervolgens hoort het afdingen er ook gewoon bij. Ze beginnen met een idioot hoog bedrag, gewoon omdat je een mzungu bent. Ze vertellen je hoe moeilijk ze het hebben, dat de kinderen toch naar school moeten en dat ze elke dag willen eten. Ik heb het al eerder verteld: dit soort verhalen mag je best met een korrel (of zakje) zout nemen, hoewel ik meteen wil toevoegen dat ze het niet altijd even makkelijk hebben. Als je een beetje goed oplet, weet je wel wat de prijs is en ook dit keer krijg ik er, met wat Afrikaans geduld, toch weer bijna de helft vanaf En denk nou niet dat ze geen goede prijs hebben gemaakt, want echt, ik heb heus nog teveel betaald.
Ik had net geluncht op Mbuyu en dus niet echt trek, maar ik kreeg wat mandazi’s (zoete deegflapjes) en samosa’s (deegflapje met hartige inhoud) aangeboden. Ik leg uit dat ik net gegeten heb, en asante sana (dank), maar dan neem ik ze liever mee. Helaas dat kan dus echt niet. Ik eet dus keurig van elk eentje en zucht: als ik al de hoop had gehad om in deze hitte een paar kilootjes af te vallen … keep on dreaming! Ik heb wel eens geprobeerd uit te leggen dat (vooral vrouwen) in NL liever niet zo dik zijn. Well, ze kijken je aan of ze water zien branden en om nog wat zout in je wonden te wrijven, zeggen ze dan: “oh but mama, you look bigger than last year! You look so strong!” Dit is dus een compliment (kreun), jullie worden bedankt!
Jammer trouwens dat mijn telefoon crasht op het moment dat ik op dit deel van de markt ben, zodat ik hier geen foto’s van heb.
Afrika, de geuren zijn zo herkenbaar. Al zou ik geblinddoekt zijn en niet weten waar ik naartoe gevlogen was: ik zou meteen weten dat ik in Mombasa was. Zelfs de warmte heeft een geur. Tenminste, dat vind ik. Er zijn heerlijke geuren, zoals de geur van vuur waarop gekookt wordt, de geur van kruiden, die in overvloed gebruikt worden, de geur van de zee, van het rif, van een rijpe mango, van de niet te versmaden passievruchten. Maar er zijn ook minder prettige geuren, en daarover schrijven is natuurlijk veel leuker.
Zo heb ik een zeer goede neus voor de kwalitatief wat mindere matatu’s. En dat terwijl ik zelf het idee heb dat ik toch altijd de beste uitzoek
Op een dag stap ik in een matatu die naar later blijkt, een (overgroot) deel van zijn achterklep mist (hoe heb ik dat nou over het hoofd kunnen zien?). Ik weet niet of iemand wel eens met zijn achterklep open heeft gereden, well… de uitlaatgassen komen rechtstreeks de bus binnen en iedereen houdt een doek voor zijn neus! Ik bedenk vervolgens dat één door de chauffeur over het hoofd gezien gat in de weg waarschijnlijk tot gevolg heeft, dat ik met stoel en al op het asfalt zal achterblijven. Ik houd dus de stoel voor mij goed vast en dat dan zo’n 30 minuten lang. Maar goed, dit terzijde.
Toen ik voor de eerste keer bij KidsCare kwam, vond ik het prettig om, voordat ik met de matatu naar Mbuyu vertrok, even te douchen en schone kleren aan te doen. Niet echt slim omdat midden op de dag iedereen bezweet en smoezelig bovenop elkaar gepakt in het minibusje zit en dan heb ik het over soms zo’n 20 man (in een busje waar er gebruikelijk 8 ingaan). Maar het kan natuurlijk nog leuker, met 15 man en 10 kippen. Of er komt een mama met twee kindjes, waarvan er eentje op jouw schoot wordt geplant en die zo moet huilen dat ze bij een mzungu is gedumpt, dat ze (zonder luier natuurlijk) gewoon even moet plassen. Ik had dat dus snel afgeleerd en neem nu schone kleren mee (of ik was mijn smoezelige outfit op Mbuyu even, want ik loop daar toch meestal in badpak en kanga). Met andere woorden: de geur in een matatu kan behoorlijk sterk zijn.
Achterop een piki piki (motorbike en natuurlijk zonder helm) is ook zo’n dingetje. Ik hoop altijd vurig dat ie niet achter een auto, matatu of andere piki piki blijft hangen, want ik heb toch sterk het vermoeden dat roetfilters of andere maatregelen tegen die walmen uit de uitlaten hier nog niet verplicht zijn gesteld. En dan mag ik hier in deze, niet zo dicht bevolkte regio absoluut niet klagen, want in Mombasa is het met zijn dagelijkse, totale traffic jam met diezelfde piki piki’s, matatu’s en als extraatje de ronkende rokende tuktuks nog veel en veel erger.
KidsCare Center ligt in de middle of nowhere aan de weg van Mombasa naar Lunga Lunga, dat aan de grens met Tanzania (met de klemtoon op Tanzánia) ligt.
Het ligt niet in een dorpje met winkeltjes, een marktje, of een M-Pesa punt (soort bankje, waar mensen hun geld kunnen ophalen) en er zijn nauwelijks
(zichtbare) buren. Het is dus stil, heel stil, zeker als alle medewerkers van het Center naar huis zijn en ik voor mijn kamertje drijfnat zit af te koelen. Vogeltjes zitten op het hek, de wind waait door de enorme palmen en mangobomen en af en toe kijk je op als er een auto langsrijdt. De weg is een lappendeken van gevulde en niet gevulde gaten, scheuren en heeft wat zachtere bermen. De weg vanaf Msambweni tot aan de suikerfabriek is nog best rede
lijk, maar ben je de fabriek gepasseerd, dan lijkt het of het einde van de wereld in zicht is: er wordt nog wel iets gerepareerd, maar beduidend minder dan bijvoorbeeld in dichter bevolkte gebieden.
Mijn slaapkamerraam (zonder glas) heeft uitzicht op de weg en af en toe komt er ’s nachts een grote vrachtwagen uit Tanzania langs of rijden de trucks van de suikerfabriek juist de andere kant op. Het zijn er ’s nachts niet veel, maar het contrast met de intense stilte als er geen verkeer is, is groot.
De matatu’s rammelen overdag nog iets meer dan gebruikelijk op de slechte weg, of rijden toeterend voorbij om hun komst aan de kondigen: wie wil er mee? Niemand die daar ook maar van opkijkt. In de matatu wordt de radio nog iets harder gezet. Wat me overigens wel is opgevallen, is dat er soms nauwelijks met elkaar wordt gesproken. Mensen worden langs de weg opgepikt, stappen in en zeggen geen woord. De moneyman knipt tijdens de reis op een gegeven moment met zijn vingers (of wijst je nadrukkelijk aan), en dan weet je dat je moet betalen. En als je eruit wilt, dan klop je (nou ja, timmer je) tegen het plaatwerk van het dak van de matatu. Men heeft hier geen enkele behoefte aan een glanzende, strak in de lak zittende matatu, met een deukje meer of minder rijdt ie nog net zo lekker. Ook de zitplaatsen krijgen weinig aandacht, moeten de portieren soms letterlijk dichtgetrapt worden, en passen de ramen nauwelijks meer in de sponningen. Maar dan is daar toch weer iets speciaals: sommige matatu’s hebben een soort plastic bekleding tegen het dak geschroefd, en de voorkeur gaat erg uit naar tijger- of zebraprint. En (vooral in de steden) hebben matatu’s de mooiste spreuken achter op geschilderd: meestal met Onze Lieve Heer in de hoofdrol (die hulp heb je wel nodig in sommige gevallen), maar soms staat ook de liefde zelf of voor het voetbal centraal. Vorig jaar zag ik zelfs een tuktuk in Ukunda rijden met Louis van Gaal achterop geschilderd.
Maar terug naar de stilte: die is overweldigend en oorverdovend. Het kan hier, in Mshiu op het Center, op die doorgaande weg van Mombasa naar Lunga Lunga, zo stil zijn, dat je de vleermuizen hoort rondvliegen en de tienduizendpoten hoort rondscharrelen. Af en toe een auto en dan weer stil. En hoewel ze hier denken dat ik altijd met mijn muziek op mijn oren zit te werken op mijn laptop, is dat absoluut niet het geval. Ik kan uren genieten van de stilte en kijken naar die waanzinnige sterrenhemel of, zoals vorige week, naar de volle maan, liefst vanuit mijn stekkie in de kippenren, waar de kippen al op stok zijn en Poppy met zijn kop op mijn schoot zuchtend ligt te genieten van al dat gekroel en geaai. En als het dan echt, echt, echt te laat wordt, dan loop ik terug naar mijn kamertje en duik, na de inwonende familie gekko’s in mijn kamertje de stuipen op het lijf te hebben gejaagd met het licht en mijn gestommel, mijn bed in. En na vijf minuten is het weer stil, heerlijk stil en pikkedonker …
Usiku mwema, lala salama! Goedenacht en welterusten!
Grada
Geef een reactie