Geplaatst op 5 januari 2017 in Kenia
Al dagenlang gonst het liedje in mijn hoofd: ‘Beestjes, bééstjes …’ (https://www.youtube.com/watch?v=12U2AqvM57I) uit 1967, echt wel de enige hit van Ronnie en de Ronnies en daarna heeft niemand ooit meer iets van ze vernomen. Hoe het in mijn hoofd komt, ik zou het niet weten, maar sindsdien zie en hoor ik overal ‘beestjes’. Mooie, lelijke, donkere, lichte, grote, kleine, vliegende, zwemmende, rennende, eigenwijze, gillende, kruipende, kleurige, saaie, prikkende beestjes. Overal …
Zo was ik op het rif in Mbuyu en genoot van de visjes die in de ondiepe poeltjes voor je voeten wegschieten. Ik zag weer mooie zeesterren, waarvoor je echt goed moet opletten anders trap je erop. Ze zijn rank en struinen sierlijk over de zandbodem, wel nog in het water, want zonder water gaan ze dood.
Nog meer opletten geblazen is het voor de zeeëgels; hele kuddes bij elkaar en je zou zo denken dat het de (zwarte) zeebodem is. Trap je erin, dan ben je nog niet jarig. Ik herinner me van lang geleden dat ik in Israël als gids op een glass-bottom-boat in de Rode Zee werkte en een keer aan de oever overboord stapte, nèt te kort kwam, en in zo’n veldje zeeëgels terecht kwam. Duizenden (afgebroken) stekels zaten in mijn beide voeten en één knie en ik kon alleen maar afgevoerd worden naar het ziekenhuis waar ze úren met me bezig zijn geweest. Dat hoef ik niet nog eens mee te maken, dus ik ben zeer waakzaam, vooral omdat ik ook weer eens mijn slippers ben vergeten!
Als het eb is, schrijden de reigers (zijn dat wel reigers?) heen en weer en pikken hun voedsel, achtergebleven visjes, uit de poeltjes. Het blijft een mooi schouwspel om te zien hoe ze, als ze het poeltje hebben leeggegeten, opstijgen en even later elders landen. Het lijkt allemaal in slow motion te gebeuren.
Na zonsopkomst komen de vissers met hun fuiken terug naar de kust. Ze proberen wel op tijd terug te zijn voordat het echt eb is, anders ligt hun boot behoorlijk ver weg en moeten ze met hun buit het hele stuk over het rif lopen. En als ze dan de (soms zeer magere) oogst op de ‘afslag’ hebben afgegeven c.q. verkocht, dan zie je ze alweer het rif opstappen om het voedsel voor in de fuik voor de volgende nacht bij elkaar te rapen: het groene wier wat ze in de fuik deponeren en waar de vissen dan op af komen. Een hard leven….
Het is ‘mango-seizoen’. Dat betekent dat je onder de mangobomen een beetje moet uitkijken, want het kan zomaar zijn dat een aap twee happen van een rijpe mango heeft genomen, hem zat is en uit de boom gooit. Op Mbuyu is een hele apenfamilie neergestreken, die het er goed van neemt. De kleintjes buitelen over elkaar, de ouders doen (naast het eten van mango’s) nog andere dingen, zodat ik denk dat er over een paar maanden wel weer nieuwe aapjes bij zullen komen
Als ik met de camera kom aanlopen, worden ze allemaal baldadig en maken er een mooie show van. Rennen, springen, van boom tot boom, en alles zo snel dat ik ze echt niet op de foto krijg. Op het moment dat ik wegloop, komen ze krijsend aanrennen en gaan zo’n beetje als fotomodelletjes voor mijn lens zitten. Krengen zijn het….
Op het KidsCare Center heb ik al weer een paar uurtjes in de kippenren doorgebracht; mijn stekkie om even bij te komen. Soms, na een dag waarin niet alles ging zoals gepland, is het goed toeven bij die eigenwijze haan en zijn harem. Ook de geiten vinden het wel leuk dat ik al babbelend in het NL langs slenter. Aaien mag ik niet. Je ziet ze denken: ‘Zeg, doe effe normaal!’
En het heeft even geduurd, maar daar is eindelijk ook Poppy (de hond) weer. Het lijkt wel of hij me herkent, hij komt aanrennen! Terwijl ik ‘m de oren van de kop klets (alles in het NL, m ama
Fridah ligt in een deuk), mag ik ‘m achter zijn oren krabbelen en aaien. En zuchtend legt hij, net als vorig jaar, zijn kop op mijn schoot met zo’n oogopslag van ‘mens, maak je niet druk’.
En terwijl ik dit schrijf op mijn laptopje, zittend op zo’n groene tuinstoel, met mijn benen op een andere groene tuinstoel, valt mijn been in slaap. Ik haal ‘m van de stoel en zet ‘m op de grond. Of nee, ik zet ‘m op zo’n prachtige grote zwarte dikke tienduizendpoot, die zich meteen oprolt. Ik moet erom lachen, gelukkig leeft hij nog. Ik schuif hem op het gras. Oh ja, ik weet het wel, hij is giftig, maar jullie weten het toch: ik ben ongelofelijk eigenwijs en ook niet bang uitgevallen
Het wordt langzaam donker, de gekko’s zitten op de warme muren en zoeken naar kleine insecten. Er zitten weer hagedisjes op (en soms in) mijn klamboe en het wordt tijd om me in te smeren met Deet. Want ik vind al die Afrikaanse beestjes echt hartstikke leuk, maar muggen …
Een kriebelende groet van
Grada
Geef een reactie