Geschreven in Kenia, 3 april 2022
Het is natuurlijk niet slim van mij, maar als mama Fridah mij bij het ontbijt vraagt waar ik vandaag naar toe ga, moet ik het antwoord schuldig blijven. Shit, denk ik, heb ik helemaal vergeten te vragen waar ik met Kiruï (Social Worker CSA) naar toe ga. Kiruï, dat weet ik dan weer wel, woont in Mwangwei (een paar km van KidsCare vandaan) en de meeste Social Workers wonen in het gebied waar ze ook werken…
Ik hang wat op de bank aan de voorkant van het centre tot hij aan komt rijden op een geleende motor. Ik stap na een hartelijk welkom zonder meer achterop en we vertrekken. Als we met een aardig vaartje Mwangwei door rijden, vermoed ik langzaam (het is nog vroeg) dat we ergens anders naartoe gaan. Ik stel die vraag toch maar even, roepend tegen de wind in en krijg als antwoord ‘Mwangulu’. Ik slik even, want dat is niet naast de deur…
Benzine
Ik geef me maar over aan datgene wat vandaag op mijn pad zal komen 🙄 Als we in het eerste dorpje komen, gaat Kiruï op zoek naar benzine. De pomp is niet bezet en dat niet alleen ‘… hij is leeg!’ Kiruï zucht, maar blijkbaar is er (nog) niets aan de hand. Na 10 minuten, als we langs de weg een paar jongens tegenkomen, stopt Kiruï en uit het niets komen er 4 flesjes brandstof tevoorschijn (benzine in waterflesjes), rekent Kiruï af en we kunnen weer door. Hoe eenvoudig kan het leven soms zijn …
Home visit
Op een hoge stoel, alsof hij een scheidsrechter bij een tenniswedstrijd is, zit een man en kijkt ons aan alsof we eerst zijn toestemming nodig hebben om ons eerste home visit af te leggen. Zelfs als ik hem netjes in het Swahili groet, kan er geen glimlach af. Inmiddels is iedereen wel gealarmeerd, want het halve dorp loopt uit om … tja, ik blijf een bezienswaardigheid, zucht.
Kiruï vertelt over Tatu van 7 en Mwandia van 12 jaar, twee kinderen uit een gezin met drie kinderen. Beiden hebben fysieke problemen. Ze krijgen therapie, Mwandia gaat al langer naar school, Tatu zal binnenkort ook gaan. Het gaat nu goed met ze. Er is een kleine hut met een dak van makuti’s, maar er is ook een huis met iron sheets. Ik kom er niet goed achter of ze nou in die kleine of die grotere hut wonen. Als ik even, als Kiruï een en ander overlegt, een rondje loop, valt het me op dat het overal naar urine stinkt.
Later vraag ik of ze (nog) geen toilet hebben, en Kiruï vertelt me enigszins gelaten dat het gezin op het terrein van haar ouders mag wonen maar geen toestemming heeft om een eigen toilet te graven. Ze mogen wel gebruik maken van het toilet en de douche van opa en oma, maar ja, die liggen wat verder weg met alle gevolgen van dien. De mama heeft gelukkig wel wat werk: small business (winkeltje langs de kant van de weg) en ze werkt in een hotel (restaurantje).
Nederlandse wolken
Als we doorrijden in het prachtige, wijde en droge landschap, vallen me ineens de wolken op: wow het lijken wel Nederlandse wolken. Grote opbollende, witte wolken met soms een grijs randje. Het zal toch niet? De regentijd moet zo langzamerhand wel beginnen, de zware, vochtige en hete lucht is soms niet te harden, maar tot nu toe is er geen druppeltje gevallen. Iedereen klaagt, en de boeren nog het meest, want er moet toch echt binnenkort gezaaid worden wil er op tijd geoogst kunnen worden. Her en der zie ik wel wat shamba’s die klaargemaakt zijn, maar voor zaaien is het nog te vroeg.
Het gebied waar we doorheen rijden, wordt ook wel Dry Land genoemd; en dat is meer dan zichtbaar. Zelfs de cactussen die veelvuldig aan de kant van de weg staan, zien er uitgedroogd uit.
En toch wordt er in het Dry Land veel geboerd: niet alleen Livestock maar ook Agriculture (ik had even Google Translate nodig want ik kwam toch niet op de vertaling hiervan: veeteelt en landbouw 😉). We moeten regelmatig even afremmen om koeien of geiten te ontwijken.
Dry Land, ja, hoewel ik geniet van de fantastische vergezichten, vraag ik me na een poosje toch weer af waar we naartoe onderweg zijn. Ik tik Kiruï op zijn schouder en vraag: “Zijn we bijna in Nairobi?” Hij moet vreselijk lachen en ik lach als een ‘Grada met een zeer achterwerk’ maar even met hem mee. En… het duurt nog even voor we bij het tweede household komen.
Mwatoni Village
Kupha is een meisje van 12 jaar met een forse geestelijke beperking. Ze praat niet, maar kan zich inmiddels redelijk zelfstandig redden in de zin van aankleden, wassen en eten. Ze woont in een soort dorpje met al haar familie: de mama, de papa, haar broers en zussen, tantes en ooms en alle kinderen die daarbij horen: één grote, steeds groeiende gemeenschap. Zij is het nakomertje.
Het gezin leeft van kippen, koeien en geiten en heeft het, gezien de goede hutten, niet slecht. Maar er zijn natuurlijk toch problemen, waardoor KidsCare bij dit gezin betrokken is.
Kiruï vertelt me dat de ouders, maar vooral ook haar oudste broer, zoeken naar een definitieve plek voor Kupha, maar dat dat niet eenvoudig is: zo moeten er fondsen (geld dus) gevonden worden en dat kan weer alleen als Kupha geregistreerd is en een ID heeft. Ze zouden haar graag willen onderbrengen in een soort ‘Boarding school’, waar ze de juiste begeleiding krijgt, dagelijkse dingen kan leren en prettig kan leven. Omdat het vinden van fondsen hiervoor nog wel even kan duren, wil Kiruï nu toch wat stappen gaan zetten. Hij stelt voor dat een van de OT’s een assessment doet om te kijken in hoeverre zij kan leren spreken. Ik ben benieuwd wat een OT hier zou kunnen betekenen…
Volgende stop
Ik vraag niks meer over afstanden en zo en dat is maar goed ook, want het is opnieuw een behoorlijk eind rijden naar de volgende household. De grootouders van Kaily, een stralend jochie van 6 jaar, staan al te wachten en spreken beiden redelijk Engels. Hoewel het welkom overal waar ik kom ontzettend hartelijk is, word ik hier ingehaald als een soort koningin. Er is thee (heerlijke zwarte thee met cinnamon en – natuurlijk – enorme scheppen suiker) en ‘a little bite’: dat is een bord met gekookte aardappels met … tja, dat kan ik niet goed thuisbrengen (het lijkt op blauwschimmel kaas, maar dat zal het wel niet zijn 😏 en ik ben vergeten een foto te maken). Het smaakt overigens heerlijk, zeker na de lange rit in die verzengende hitte. Ik geniet even van de rust, probeer een behoorlijk ziek katje wat aardappel te voeren en jaag de eenden weg die proberen die kleine stukjes van het kleine ding af te pakken. Grootvader moet erom lachen: de kitten is ziek en gaat gewoon dood. Tja… ik moet meteen aan Mbuyu denken en natuurlijk aan Caramella met haar verlamde achterlijfje, die door Isabelle en Werner wordt vertroeteld.
Maar daar komen we natuurlijk niet voor.
Kaily is vroeger rechtszijdig verlamd geweest, maar kan inmiddels goed lopen en zijn rechterarm steeds beter gebruiken. Hij is trots op zijn splint om zijn rechterarm en -hand en laat zien hoe hij hem zelf aan en af kan doen. De grootvader is enorm betrokken en vraagt Kaily om zijn schoolschriftjes van de SSU te laten zien: en daaruit blijkt dat ook het gebruik van zijn handje goed vooruit gaat! Hij straalt helemaal, en terecht! Ook de grootouders zijn ongelofelijk trots en vragen of er een foto gemaakt kan worden; als ik dat wil doen, blijkt dat ik er ook op moet …
Als ik later aan Kiruï vraag waar de ouders van Kaily zijn, betrekt zijn gezicht: de papa is vertrokken en de mama werkt ontzettend ver weg. Kaily mag blij zijn met zulke lieve en betrokken grootouders! De mama heeft trouwens wel een geit aan haar ouders gegeven, zodat de verschillende (medische en niet-medische) kosten voor Kaily betaald kunnen worden. Hoe dan? De geit is zwanger en het jong wordt dan verkocht, waarna de geit weer zwanger wordt enzovoorts. Ik vind het een mooi en ook lief gebaar…
Voorzichtig
Na de fijne stop bij Kaily zie ik er een beetje tegenop om weer achterop te klimmen. Hoe ver zou het nu weer zijn? Ik vraag het maar niet 😏 wat niet weet wat niet deert.
Redelijk snel (mijn achterwerk is nog niet eens helemáál gevoelloos geworden) remt Kiruï ineens af en stuurt een wel heel smal paadje op. We hobbelen behoorlijk, slingeren langs kale velden, waarlangs grote zakken charcoal liggen, langs een paar ver uit elkaar staande huisjes en als ik vaststel dat mijn inhoud eigenlijk wel voldoende is geschud, stoppen we bij ons volgende household in Mwereni Kivosini, in de middle of nowhere. Een enorm wijds uitzicht, echt prachtig! We stappen af en ik zoek naar een plekje met wat schaduw. Helaas, er zijn geen grote bomen en we klitten samen op een klein plekje bij een boompje, waar nog een klein beetje schaduw is.
Als de mama naar buiten komt met een paar stoelen, herken ik haar meteen: dit is Kwekwe, de mama van Sawasawa waar ik in 2018 met Social Worker Winnie ook ben geweest. Zij herkent me ook en ik word omhelsd en op mijn rug getimmerd van blijdschap. Kwekwe wil per se dat we blijven lunchen, maar ik heb echt nog voldoende gekookte aardappels in mijn maag: daar kan niets meer bij. Ze is toch een beetje teleurgesteld, maar ik zeg dat ze de volgende keer voor me mag koken 🙃
Ik vraag naar Sawasawa en hoor dat hij inmiddels 16 jaar is en een lange slungel! Maar ik hoor ook dat hij ziek is, en ik vraag of we hem even mogen begroeten in de grote hut met grasdak. Ik schrik me een ongeluk, hier ligt een doodziek kind! En dat is niet van vandaag of gisteren, hij is al drie weken ziek, houdt geen eten binnen en drinkt nauwelijks. En dat is goed te zien: hij is broodmager, kan zijn hoofd nauwelijks naar mij toekeren en zijn huid ziet er vreemd uit. Er is een dokter geconsulteerd (van een private hospital) en die heeft medicijnen voorgeschreven. Ik vraag ernaar en daar word ik ook niet vrolijk van: vitamine C. Verder vertelt Kwekwe dat de huid van haar zoon met traditionele smeersels wordt behandeld.
Kiruï probeert Kwekwe duidelijk te maken dat drie weken ziek zijn toch wel erg lang is en dat het wellicht verstandig is om naar het ziekenhuis te gaan met haar zoon. Ze twijfelt, vertelt dat ze geen geld heeft en dat er ‘family issues’ zijn. Inmiddels is de papa ook aangeschoven en hij is duidelijk: hij kan door allerlei familie aangelegenheden niet meewerken. Kiruï neemt contact op met Rhoda, de manager van de CSA department van KidsCare, die belooft dat zij alles in het werk zal stellen om Sawasawa naar het ziekenhuis te krijgen. Uiteindelijk, nadat ook de financiën zijn geregeld, zegt de mama voorzichtig toe om Sawasawa naar het ziekenhuis te brengen. Maar, aldus de mama, Msambweni is te ver, ze wil echt niet verder dan LungaLunga. Ik zucht, want het LungaLunga hospital is maar heel klein met veel minder faciliteiten dan het Mswambweni hospital. Maar zo werkt het bij deze ouders niet: ze zijn nog nooit verder geweest dan LungaLunga en omstreken en dat gaan ze nu ook niet doen; Msambweni is voor hen onoverzichtelijk ver! De voorzichtige belofte van Kwekwe geeft hoop, maar het is de papa, die in deze cultuur toch de beslissende stem heeft.
Ik voel me een beetje verslagen als we, na een langdurige discussie in het Swahili (waar ik geen touw aan kan vastknopen), weer wegrijden. Kwekwe verstaat Engels, dus ik kan pas als we in Mwangulu aankomen voor een zogenaamde support group meeting, om meer uitleg vragen. Kiruï legt uit dat er ‘family issues’ zijn, die te maken hebben met hun cultuur. Het ziekzijn van Sawasawa past eventjes niet in dit geheel. Ik moet even knipperen om mijn tranen tegen te houden en ik zie dat Kiruï ook behoorlijk aangedaan is. Ik vertel hem over mijn bezoek in 2018, over het ongelofelijk levendige jongetje, die zo vrolijk rond Winnie en mij heen sprong. Ik beloof hem dat ik de foto’s op mijn website zal laten zien (zie ook ‘Bijzondere ontmoetingen’) en de blog zal vertalen.
Support group meeting
Een fantastische ontwikkeling in het geheel van het werk van KidsCare zijn de zogenaamde support group meetings! De deelnemers aan zo’n groep zijn de ouders van de CSA-kinderen, die regelmatig bij elkaar komen om de ‘Merry-go-round’ op gang te houden, het geld te innen en weer te verdelen, maar zeker ook om met elkaar te praten. Ze praten over hun kinderen, hun ervaringen, de vorderingen, maar ook de haperingen, over school, over de problemen die moeten worden overwonnen (bijvoorbeeld het vervoer naar school), en er worden af en toe verschillende trainingen gegeven (bijvoorbeeld over het belang van goede voeding, maar ook hygiëne en zo). Helaas doen niet alle households in zo’n location (regio) mee met zo’n support group, en dat heeft verschillende redenen: soms gaat het over het geld (de voordelen van de merry-go-round worden onvoldoende gezien), maar soms ook gewoon nog wat schaamte over het hebben van zo’n speciaal kindje. De meetings vinden regelmatig plaats en soms ook op het moment dat er therapie wordt gegeven. Dat betekent dat ouders, die (nog) niet meedoen met de groep, toch horen wat er allemaal gebeurt. En dat is dan weer mooi meegenomen!
De support group Mwangulu die ik mag bijwonen, vindt ‘gewoon’ onder een boom plaats. Verschillende kindertjes lopen rond: daar is Cecilia, het meisje met het syndroom van Down die met haar mama hier is, en de autistische Harrison, waarvan beide ouders aanwezig zijn. Zij raken mijn hart omdat ze zo zichtbaar trots zijn op Harrison: “Ik ben de Village Chief en Harrison is mijn zoon”, zegt de papa en wijst trots naar hem, “en”, wijzend naar een van de mama’s “mijn vrouw zit daar!” Harrison maakt geen oogcontact maar probeert wel, tot groot vermaak van iedereen, heel duidelijk de aandacht te trekken van Kiruï. En die lijkt precies te weten wanneer hij ‘kan’ reageren (in ieder geval niet direct 😏).
Ik word ook hier weer enorm hartelijk welkom geheten en mag me als eerste voorstellen. Een van de mama’s heeft mandazi’s gebakken en thee gezet en al gauw is het een (voor mij volstrekt niet te volgen) geklets en gaan de briefjes van 100 Ksh van hand tot hand. Het systeem ontgaat me volledig 😇 maar ik zie de secretary (een papa 😉) de bedragen op aangeven van de treasurer (penningmeester) in een schriftje noteren: het geld is bestemd voor de gezamenlijke activiteit en in deze groep gaat het om het verkrijgen van watertanks, voor elk deelnemend huishouden één. In andere support groups gaat de merry-go-round soms om het vervangen van makuti’s door iron sheets, het hebben van een gezamenlijke kudde geiten (te beginnen met één zwangere geit) of de start van een gezamenlijke kippen- of eendenfarm. Het blijft een prachtig systeem!
Ik begrijp dat de chairwoman (vrouwelijke voorzitter) niet aanwezig is, en dat schijnt vaker te zijn gebeurd. En dat irriteert de secretaris weer heel erg. Hij moppert hardop, wil een nieuwe chair benoemen (of ik dat niet op me zou willen nemen … nou ik sla even over 😉) en uiteindelijk krijg ik niet mee of het wel of niet gelukt is.
Ik blijf het geweldig vinden hoe in ‘maar’ een paar jaar tijd de acceptatie van deze speciale, soms meervoudig gehandicapte kinderen is gegroeid. Ik heb bewondering voor KidsCare, voor de Social Workers, die met een taaie volharding blijven praten over de mogelijkheden van deze kinderen, over resultaten maar ook over de onmogelijkheden… maar vooral over het ‘bestaansrecht’ van deze prachtige kinderen.
Terug
Op weg terug naar KidsCare Centre komen we nog langs Esta en haar mama. De mama is aan het werk in het veld en Kiruï stopt even om gedag te zeggen. Esta heeft het syndroom van Down. Ze is inmiddels heel zelfstandig, gaat naar de SSU en geniet daar enorm. Daar heeft ze geleerd om te gaan met andere kinderen èn ze spreekt nu ook redelijk goed. Ze komt op ons afrennen, nadat ze haar kind (een blanke pop met blond haar) op haar rug heeft gebonden. Kiruï en ik liggen in een deuk (en de mama glimlacht), want ze heeft de pop ondersteboven in haar draagdoek op de rug gebonden! Zodra ze bij ons is, moet ik foto’s maken en ze neemt mijn telefoon af om de foto’s uitgebreid te bekijken. In de tussentijd praten Kiruï en de mama even en korte tijd later stappen we weer op de pikipiki.
Het is nog een lange weg te gaan en ik ben wel even toe aan een beetje ‘rust’. Het waait hard en ik voel dat ik gestraft word omdat ik me vanochtend niet heb ingesmeerd met zonnebrand. Ik geef me over aan de zon, de wind, het gehobbel en geschud en mijmer wat over deze dag. Het geeft me enerzijds een goed gevoel: wat een prachtige resultaten zijn er toch behaald in dit arme deel van Kenia, waar de mensen nog zo bijgelovig kunnen zijn. Anderzijds blijft het soms vechten tegen … ja tegen wat eigenlijk? Tegen een papa die andere prioriteiten heeft dan zijn zoon naar het ziekenhuis brengen? Tegen geloof? Tegen gewoonten/gebruiken? Ik ben zeker geen voorstander van ‘vechten tegen’, ik ben van mening dat ook hier in Afrika mensen op hun eigen tempo hun eigen leven mogen veranderen, verbeteren. Hun tempo, hun tijd … pole pole …
Een warme, verwaaide groet!
Grada
PS: bij navraag blijkt, dat we zo’n 120 km hebben afgelegd. Ik buig voor Kiruï, maar ook voor mezelf 😎
Ja je weet natuurlijk dat het anders werkt met prioriteiten in Afrika, maar het is toch bijzonder te lezen dat er iets belangrijker kan zijn dan je zoon naar het ziekenhuis brengen.
En respect voor die billen van je die zoveel kilometers achterop een brommer hebben overleefd 😉.
Wat maak je veel mee op een dag, Grada. Welbedankt voor je verhalen. Hopelijk kan Sawasawa toch een goede behandeling krijgen. Goed weekend!
Wat een prachtig verhaal weer. Eerder ook al gezegd, in ieder geval gaan ze toch akkoord om SawaSawa naar het ziekenhuis te brengen, ook al is het niet naar het gewenste ziekenhuis. Alles op hun manier, zo hoort het ook toch…
Wat een plaatje die Esta en bijdehand ook begrijp ik.
Achter op de brommer en dan nog wel 120 km, pfffff petje af voor jou en Kiruï.
Hahaha ja inderdaad bewondering voor je billen haha .maar ook met wat je mee maakt .
Wat een belevenis zeg .nog ff vol houden en dan ben je zondag al weer thuis .wat dat aan gaat kijk jij er lang naar uit om te gaan en het is ook zo weer voorbij .
Geniet nog even en kom gezond weer terug .
Liefs hettie