Geplaatst op 4 februari 2016 in Kenia
Soms vraag ik me wel eens af, hebben andere mensen dat nou ook? Ik kan zomaar tien verschillende dingen opnoemen waarvan ik vroeger, toen ik klein was, dacht dat alleen ik dat had. Als ik dan later hoorde dat een vriendje of vriendinnetje dat ook had … wat was ik dan opgelucht! Ik was toch niet zo vreemd als ik zelf dacht. Toch zijn er nog steeds (voor mij ‘gewone’) dingen, waarvan ik me afvraag ‘hebben andere mensen dat nou ook’ … Het is niet altijd eenvoudig om alleen te zijn in een ander land. Niet af en toe te kunnen praten met iemand met dezelfde achtergrond als jij, niet af en toe te kunnen discussiëren over ‘gewoonten’, over ‘normaal’ en ‘niet normaal’, over ‘wat zouden we toch graag …’. Over de dingen die je meemaakt, leuke dingen maar ook heftige dingen. Niet af en toe te kunnen vragen ‘hoe zou jij dit nou doen’ of ‘wat vind jij daar nou van’. Nou is dat tegenwoordig met Whatsapp, Facebook en ook mail om in contact te blijven met alles en iedereen wat makkelijker.
Appen op afstand
Toch ken ik het gevaar van onder andere appen op afstand, zeker als je in een dusdanig andere omgeving/situatie bent … Ik kan goed, heel erg goed alleen zijn, maar het verwerken van gebeurtenissen in je eentje is niet altijd even gemakkelijk. Ik heb dan een plekje, een rustpunt nodig, een plekje waar ik mezelf kan terugvinden. Tijdens elke reis, in elke omstandigheid, overal heb ik altijd zo’n plek gehad waar ik tot rust kon komen, waar ik even tot mezelf kan komen, waar ik me even kon terugtrekken, waar ik (ongezien) een traantje kon laten vloeien. Die plek was er vroeger en is er ook nu altijd; ik vind ‘m op het moment dat ik hem nodig heb. Heerlijk is dat, ik hoef nooit te zoeken… Ik herinner me vele plekken en plekjes; thuis in NL is dat vaak het strand, met mijn voeten in het zand, de geur van de zee in mijn neus en het geluid van de golven in mijn oren. Daar kan ik mijn hoofd zo heerlijk leeg laten waaien.
De kippenren
Hier in Mshiu Kenya, hier op het KidsCare Centre, heb ik ook zo’n plekje: de kippenren. Ja, het klinkt raar, ik weet het. Ik hou helemaal niet van kippen en al helemaal niet van die haan, die rond paradeert en mij aankijkt en seint ‘wat moet je hier?’. Maar toch… het is zo’n heerlijke plek, waar in het zand al die pootjes van de kippen staan, zonder afdrukken van mensenvoeten erbij, waar Poppy een beetje slaafs achter me aanloopt wherever I go, waar de geiten in hun hok een beetje verbaasd naar mij kijken.
Die kippenren met die gekke kippen met kale nekken, ik vind ze er echt niet uit zien. Die kippenren waar in het kuikentjeshok allemaal kleine kippetjes met kale nekjes rondscharrelen. Die kippenren waar gelukkig twee weken geleden ook (voor mij) normale kippen zijn gekomen, die naar ik verwacht normale kuikentjes zullen krijgen. Die kippenren, met al die ruimte, dit is nog eens een ‘vrije-uitloop-ren’… Ik kan heel lang kijken naar al die kippenkontjes, naast elkaar, als ze uit hun nieuwe voederbak, die Omari heeft gemaakt, hun eten pikken. Of als ze drinken uit de drinkbak, gemaakt door Fridah van een gele jerrycan (je snijdt er gewoon twee gaten in!) … Ik kijk arrogant terug naar die haan, die zijn harem bij elkaar probeert te houden en enorm pissig wordt als een van zijn dames een aanloop neemt en op het hek ‘vliegt’.
Pikorde
Ik probeer te ontdekken hoe de pikorde hier in de ren nou eigenlijk geregeld is.Het blijft me een raadsel, hoe lang ik ook kijk. Ik glimlach om Poppy, die zo houdt van de geur van kippenvoer en zijn neus steeds in de voederbak steekt, waarna de kippen aan komen rennen, boos omdat hij niet alleen ruikt, maar ook wel eens meesnoept van hun eten!
Soms, als ik verdrietig ben, ga ik zitten en wacht op Poppy die dan zijn kop met een zucht op mijn schoot legt en zijn ogen naar mij opslaat met zo’n blik van ‘kom op, het gaat wel weer over’. En soms ook, als ik moe ben, roep ik Poppy en spreek hem streng toe: laat me vannacht nou eens rustig doorslapen, verdikkeme; dat geblaf van jou midden in de nacht ben ik echt even zat! En dan kijkt hij me aan en ik zie hem denken ‘ik ben een waakhond en ik moet dus laten weten dat die andere (wilde) honden niet dichterbij mogen komen, en die bushbabies van mijn kippen moeten wegblijven’. Ja ja ja… het is al goed.
Troost
Die kippenren, met uitzicht op de bananenplanten, met in de hoek zijn grote watercontainer. Die kippenren, vlak naast de ‘buitenkeuken’ van Fridah, waar ze grote pannen rijst kookt, of ugali en roert met enorme houten lepels. Waar ze wat rondscharrelt, soms even uitrust in haar tuinstoel, soms van de peperplant een groot aantal pepertjes plukt die ik terugvind in mijn eten. Waar die kleine Adisha in het zand speelt, hele verhalen houdt en haar eigen potje kookt van zandpap en roert met een stokje. Ja, mijn plekje op het KidsCare Centre is de kippenren. Het is mijn rustplekje, mijn even-bijkom-plekje, mijn verwerkplekje, mijn glimlachplekje, mijn huilplekje, de plek waar ik troost vind. Ik kan niet zonder zo’n plekje, ook hier in Kenya niet … en ik ben zo benieuwd: hebben andere mensen dat nou ook?
Met een nieuwsgierige groet
Grada
Geef een reactie